[Michiel Busschius]
BUSSCHIUS (Michiel), geboren in 1625 te Zanow in Pommeren, uit zeer fatsoenlijke ouders. Na zijne eerste Letteroefeningen volvoerd te hebben, bezocht hij onderscheidene Hoogescholen in Duitschland en de Nederlanden, waar hij zich in de Grieksche, Latijnsche, Hebreeuwsche en Arabische talen oefende, en zich op de Geschiedenissen, de Wijsbegeerte, de Wiskunde, de Regten en de Godgeleerdheid toelegde. In 1651 nam George Frederik Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg hem tot Praeceptor bij zijne zonen, en belastte hem met verschillende commissiën naar Frankfort, Spiers, Wurzberg en Weenen. Busschius bragt onderscheidene jaren in Duitschland met zijne kweekelingen door en werd in 1665 tot Hoogleeraar in de Welsprekendheid en Geschiedenissen te Franeker beroepen, waarbij hem in 1667 vergund werd om disputeercollegiën te houden en bijzondere lessen over de Regten te geven. Na eene geruime tijd door de jicht te zijn gekweld overleed hij den 13den Julij 1681.
Hij is de schrijver van een klein werkje, getiteld:
De Natura ac Jure Bonorum Ecclesiasticorum Acroama, auctore M.B., hetwelk hij schreef ten gevolge van eene twist, ontstaan tusschen de Regering en de Predikanten te Utrecht, over het gebruik der Geestelijke goederen, doch het zag zonder medewerking van den schrijver het licht.
Busschius heeft ook nog eenige Lijkredenen en andere redevoeringen vervaardigd, waarvan de twee volgende in druk zijn uitgegeven:
Oratio, qua post Belli Anglo-Belgici recitatas causas ac species Pacem e coelo reducem Celsiss. Faederati Belgii Proceribus gratulatur. Franeq. 1667. fol.
Oratio habita, praesente et in Athenaeo Frisico ingenii cultum capessente Celsiss. et Illustriss. Henrico Casimiro, Nassaviae Principe, etc. Franeq. 1672. fol.
Zie Vriemoet, Athen. Fris., pag. 492-495; de Chalmot, Biogr. Woordenb.