1828 de Nederlandsche vlag werd geheschen; min doelmatig, dat slechts een gedeelte van een eiland als Nederlandsch verklaard werd, waar het geheel vroeger, meer dan eens plegtig was in bezit genomen. Ook behartigde du Bus de belangen van den landbouw met al zijn vermogen en onder zijn bewind werd de theecultuur en de cochenille-teelt ingevoerd, en ook met het aankweeken van den kaneelboom op Java eenen aanvang gemaakt.
Tot bevordering van den handel werd ook de Javasche Bank te Batavia opgerigt, met een octrooi van 10 jaren, met 1o Januarij 1828 aan te vangen. Groote voordeelen heeft ze den handel in de transactiën van koop en verkoop aangebragt.
Du Bus bragt de gewone uitgaven der Indische huishouding van 19 op 14 millioenen gulden; en leefde ook voor zich zelven spaarzaam en eenvoudig.
Ten bewijze van 's Konings goedeuring werd hij benoemd tot Minister van Staat en gaf, na zijne moeijelijke taak te hebben volbragt, het bewind op den 16den Januarij 1830 aan den nieuw benoemden Gouverneur-Generaal Johannes van den Bosch over. waarna hij zich den 6den Februarij naar Europa inscheepte, en den 16den Junij in Nederland aankwam. De Belgische onlusten, daarna uitgebarsten, deden hem besluiten, om in landelijke stilte te leven en aan de ontginning van heidegronden zijne verdere leeftijd te wijden. Hij overleed op zijn kasteel Westmalle, tusschen Antwerpen en Turnhout den 31sten Mei 1849.
Zijne afbeelding in steendruk treft men aan voor Onze Tijd, D. IV.
Zie van Kampen, de Nederl. buiten Europa, D. III. bl. 641, 668-677; Roorda van Eysinga, Handb. der Land- en Volkenk., B. III. D. II. bl. 218-229; Onze Tijd, D. IV. bl. 1-8; Teenstra, Nederl. Overz. Bezitt., bl. 289, 328, 589, 861-864.