[Upco van Burmania]
BURMANIA (Upco van), zoon van Hero van Burmania en Frouk van Stenstera, was een der eerste onder de Friesche Edelen, die van de Roomsche eerdienst afweken, en werd sedert, hetzij om zijne jeugd, of om zijne kleine gestalte: it lijtse Geuske (d.i. het keine Geusje) genoemd. Later zich in het Verbond der Edelen begeven hebbende, werd hij door Alva in het jaar 1568 naar Antwerpen gedaagd, en, niet verschijnende, gebannen. In Friesland wedergekeerd, verscheen hij van tijd tot tijd in de vergadering der Staten, en was ten jare 1601, wegens de Heeren Volmagten van Oostergoo, benoemd ter beslissinge van eenen zwaren twist, in dat gewest ontstaan. Hoewel zijn vader en andere bloedverwanten, de Roomsche eerdienst aanhingen, wordt hij, nevens zijnen broeder Sijbrand van Burmania, geroemd als een verdediger van het zuivere Evangelie en 's Lands vrijheid en ook wegens zijne geleerdheid. Hij was niet alleen hulpvaardig voor hen, die 's Lands geschiedenissen poogden op te helderen; maar sloeg zelf handen aan het werk. Getuigen hiervan zijn zijne nog ongedrukte werken:
Verhandeling over den Adel, die vele blijken van opregtheid, nederigheid, groote belezenheid en christelijken zin draagt.
Geschied- en tijdrekenkundig bericht over de onderscheidene Vorsten van Friesland tot den tijd van Karel den Groote.
Vertoog over de ligginge, grootte en verdeelinge van Friesland.
Stamregister van de Adelijke geslachten in Friesland, eerst vermeerderd en vervolgd door zijnen kleinzoon, Upco van Burmania, in het jaar 1673 overleden, naderhand door Feijo van