[Douwe van Burmania]
BURMANIA (Douwe van), een broeder van den voorgaande, onderteekende in 1504 voor zijnen broeder Bocko van Burmania, voor zijnen zwager Klaas van Stenstera en voor zichzelven den renversaalbrief, waarbij aan George, Hertog van Saksen de Regering van Friesland werd opgedragen. Op het register der Edelen van Hertog George staat hij onder de edellieden van Franekeradeel. In 1511 werd hij Grietman van Wonseradeel, welke Grietenij hij in 1527 verwisselde met die van Ferwerderadeel. Terwijl hij nog Grietman van Wonseradeel was, trok hij in 1515 met eenige anderen naar Bolsward, om met Goslick van Jongema en de overige Regenten aldaar te overleggen, wat men best zou aanwenden tot behoud van de stad voor den Hertog van Saksen tegen de Gelderschen, die reeds in het bezit van Sneek waren, en denkelijk spoedig ook Bolsward zouden trachten te winnen. Toen de stad, niettegenstaande hunne pogingen tot haar behoud, evenwel moest bezwijken, trachtten zij die te hernemen, en lagen met den Zwarten Hoop in Oldeklooster, om haar te benaauwen, doch hunne soldaten niet tot de bestorming kunnende bewegen, moesten zij zich vergenoegen met eenige omliggende plaatsen te plunderen. Na de overdragt van Friesland door Hertog George, teekende Burmania de akte, inhoudende den eed van getrouwheid aan Keizer Karel, en trok vervolgens met Juw van Botnia en eenige anderen, met drie vaandels soldaten, naar Bolsward, om de omliggende plaatsen ook den eed van getrouwheid te laten afleggen; doch zij werden spoedig door de Gelderschen van daar verjaagd. Burmania, een dapper krijgsman zijnde, werd in onderscheidene hagchelijke ondernemingen door den Bourgondischen Stadhouder gebruikt, en onder anderen in 1517 met Tjalling
van Botnia uit Olde- en Nijeklooster, waar zij toen in bezetting lagen, naar Dockum gezonden, om deze stad en de omliggende plaatsen tegen eenen inval der Gelderschen te beschermen. Zij wilden hen in het open veld tot eenen slag uitlokken, maar uit vrees van te zwak te zijn, trokken de Gelderschen naar de Groningsche Ommelanden; en Burmania met de zijnen, het land aan dien kant van vijanden gezuiverd hebbende, legerden zich te Berlikum en in het klooster Aanjum. Ook kreeg hij in 1521 last van den Stadhouder Schenck, om vierhonderd soldaten op het Bildt aan te werven, zich met deze