[Mr. Coenraad Burgh]
BURGH (Mr. Coenraad), Heer van Kortenhoef, zoon van den voorgaande, geboren te Amsterdam in 1623, vergezelde als Secretaris of eerste Edelman der Ambassade zijnen vader, bij diens tweede Gezantschap naar Moscovië. Na het overlijden van zijnen vader in 1647 zond hij berigten naar het Vaderland en naar Moscow, en daar hij niet te Novogorod kon overwinteren, verzocht hij van den Czaar de vrijheid om naar de hoofdstad te mogen komen. Dit werd toegestaan en hij ingehaald, ontvangen en behandeld, alsof zijn vader tegenwoordig ware geweest; voor het overige scheen hem het ongeluk in alles te volgen. Eerst ontving hij ook het berigt van het overlijden zijner moeder; vervolgens was hij getuige van het verschrikkelijk oproer, uit haat, tegen den eersten Minister Morosow, des Vorsten schoonbroeder, en den Groot-Kanselier Tzchestoff ondernomen, een oproer, dat, hoezeer niet nieuw of vreemd in de geschiedenis van Rusland, voor den vreedzamen Hollander de verschrikkelijkste tooneelen opleverde, waarbij de angst moest toenemen, door het berigt, dat onder den dollen hoop der muitelingen verspreid was, alsof hij groote schatten bij zich had. Dit gevaar werd afgeleid, doch een ander kwam hem nog nader. Bij den grooten brand van Moscow werd ook zijn verblijf vernield, zijne bezittingen en de geschenken werden slechts met veel moeite en ten koste van het leven van vier zijner dienaren gered; en in de brandkelders geborgen. Hij bekwam verlof, om in het groote Hof der Gezanten zijn verblijf te nemen; kort hierna ontving hij de Commissie van de Staten-Generaal, om, als buitengewoon Ambassadeur, den last aan den vader gegeven, uit te voeren; dan bij het volbrengen daarvan ontmoette hij zoo vele zwarigheden, dat het hoofddoel, het sluiten van een vast traktaat, mislukte; evenwel wist Burgh zoo wei voor den Staat als voor bijzondere personen vele kleinere voordeelen te bedingen.
Hij werd in het volgende jaar 1648 Schepen der stad Amsterdam, en verwierf in binnenlandsch bestuur door groote bekwaamheid zoo veel lofs, dat hij in 1666, in plaats van Hieronymus van Beverningh, tot Thesaurier-Generaal der Unie werd aangesteld, welke bediening hij met roem bekleedde tot zijn overlijden, den 9den November 1669. Hij was gehuwd aan Christiana Hooft, dochter van den beroemden Dichter en Drossaard Pieter Cornelisz. Hooft.
Zie Aitzema, Saken van Staet en Oorl., D. III. bl. 218-224, 229-234; Wagenaar Vaderl. Hist., D. XII. bl. 18; de zelfde, Beschr. van Amsterd., bl. 561; Scheltema, Staatk. Nederl.; de zelfde, Peter de Groote in Holland en te Zaandam, D. II. bl. 151-153; de zelfde, Rusland en de Nederl., D. I. bl. 208-226.