[Otto Graaf van Buren]
BUREN (Otto Graaf van), aan Jan III, Hertog van Braband, te vergeefs geklaagd hebbende, dat men het verdrag schond, voorheen met zijnen vader aangegaan, viel in 1315 gewapenderhand in diens land; dreef de burgers van Tiel, die om hem te keeren hem tegen waren getrokken, op de vlugt; drong met de overwonnenen tegelijk in de stad en verliet die niet eer dan dat hij ze had uitgeplunderd. Naderhand werd door tusschenspraak van de Graven van Holland en Gelder, een verdrag tusschen den Hertog van Braband en Otto van Buren getroffen. In 1318 viel bij met andere Heeren op last van Willem III, Graaf van Holland, met wiens bastaarddochter hij gehuwd was, in de heerlijkheid Lienden ten einde den Heer dier heerlijkheid, die kooplieden aanhield en het kasteel Dullenburg had ingenomen en in brand gestoken, voor zijnen euvelmoed te tuchtigen. Zij verwoestten het land te vuur en te zwaard, namen het kasteel te Lienden in, en dwongen te inwoners zoo veel geld op te brengen, als Dullenburg van weder optimmeren kosten zou.
Zie Vossius, Histor. Jaer-Boeken, bl. 323, 327; Tegenw. Staat der Vereen. Nederl., D. III. bl. 328.