[Aem of Adam van der Burch]
BURCH (Aem of Adam van der) of van der Burg, een welgesteld Landman in het dorp het Woud, bij Delft, reed met 12 zonen, ieder wel uitgedoscht te paard, een der Hollandsche Graven te gemoet, en bood hem die zonen als krijgsknechten aan. Toen de Graaf hierop vroeg, welk voorregt hij voor zijn dorp begeerde, gaf de oude Aem ten antwoord: ‘Geen ander dan dat wij onzen eigen Pastoor vrij mogen verkiezen’ Deze gunst werd hem toegestaan en uit kracht daarvan werd na de Hervorming ook de Predikant in het Woud beroepen door de Mansledematen, zonder dat er eenige handopening of goedkeuring noodig was.
Deze Aem van der Burch was vermoedelijk de stamvader van het oude Hollandsche geslacht van der Burch, dat tot wapen had, een schild van goud met eene gebogen bande van keel.
Zie Kok, Vaderl. Woordenb., D. XXXIII. bl. 120 en 121; Algem. Woordenb. der Zamenl.