[Benjamin van Broekhuizen]
BROEKHUIZEN (Benjamin van) of van Broekhuyzen, beoefende de Wijsbegeerte en werd Meester in de Vrije Konsten, waarna hij zich op de Geneeskunde toelegde, en na tot Doctor in die Wetenschap te zijn bevorderd, eerst als Chirurgijn-Majoor in het Leger van den Staat diende en vervolgens Stads-Doctor te 's Hertogenbosch werd, waar hem ook de verzorging der Krijgslieden die in de gasthuizen gebragt werden, werd toevertrouwd. Door de Edelmogende Raden in 1677 tot Hoogleeraar in de Wijsbegeerte aan de Illustre school te 's Hertogenbosch zijnde aangesteld, vertoonde hij den 26sten Mei van dat jaar zijne aanstelling aan de Regering dier stad, welke oordeelde dat daardoor der stadsregten benadeeld werden, en diensvolgens herhaalde besluiten nam, om deze aanstelling buiten werking te houden. Het is ook waarschijnelijk, dat dit gelukt zij, want eerst den 9den April 1682 werd Broekhuizen door de Regering van 's Hertogenbosch zelve tot Hoogleeraar in de Wijsbegeerte aangesteld, en wel onder voorwaarde dat hij nooit iets ten laste van de stad zou mogen vorderen.
Het schijnt dat hij omstreeks het jaar 1686 overleden is.
Men heeft van hem in druk:
De Oeconomia Corporis Animalis; seu Cogitationes succinctae de Mente, Corpore, et utriusque conjunctione, juxta methodum Philosophiae Cartesianae deductae. Noviomag 1672. 12o, Amstel. 1683. 4o, ook onder den titel:
Rationes Philosophico-Medieac, Theoretico-Practicae etc. Hagae 1687. 4o.