die hem in theorie en orgelspel onderrigt gaf. Daar Broedelet eigenlijk tot Schoolonderwijzer opgeleid was, bekleedde hij reeds op zijn zeventiende jaar den post van Gouverneur bij de zonen van den Baron van Pallandt van Eerde in Overijssel. In 1795 vestigde hij zich als Schoolonderwijzer in zijne geboortestad, werd Organist der Jacobi-kerk en gaf tevens onderrigt in het Pianospel. Hij nam zijnen Organistpost, gedurende 53 jaren, met veel ijver en bekwaamheid waar, en, als een blijk van tevredenheid over de getrouwe waarneming van zijnen post, werdhem, op den dag van zijne vijftigjarige dienst aan de zelfde kerk, door Heeren Kerkvoogden een geschenk tot aandenken aangeboden. Hij beminde de toonkunst ongemeen en was mede niet onervaren in de Teeken- en Schilderkunst. Tot in 1839 stond hij aan het hoofd eener leerschool, die hij toen heeft laten varen. Ten gevolge van een verval van krachten overleed hij den 11den Februarij 1849. Hij was den 4den Mei 1800 gehuwd met Arnolda van der Linde, bij wie hij zes zonen verwekte, van welke vier mede de muziek beoefenden; zijnde Hermanus Broedelet, Schoolonderwijzer en Organist te Maarssen; Marinus Broedelet, Piano-fabrikant, daarna Organist der Walekerk en later Muziekonderwijzer en Organist in de Jacobi kerk te Utrecht; Willem Broedelet, die volgt, en Bernard Broedelet, overleden alsStafmuzijkant.
Zie Caecilia, Muziekaaltijds. 1849, bl. 83.