Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1340]
| |
1648 te Amsterdam, waar zijn vader Koopman was, verloor dezen toen hij nog een kind was, en bezocht de Latijnsche school zijner geboorteplaats, waar toen de beroemde Adrianus Junius Rector was. Hij verliet die school, tegelijk met Petrus Francius en Jan van Broekhuizen, met het houden eener Redevoering. Daar zijn moeder later, in 1661, hertrouwde met Johannes Christenius, Hoogleeraar in de Regtsgeleerdheid aan de Doorluchtige school te Amsterdam, werd hij door dien stiefvader en door de Leidsche Hoogleeraren Albertus Rusius en Adriaan Beeckerts van Thienen onderwezen. Na volbragte studie, den 15den Maart 1669, op het verdedigen eener Verhandeling Over de verpligtingen welke als uit eene overeenkomst voortvloeijenGa naar voetnoot(1), tot Doctor in de Regten bevorderd zijnde, vestigde hij zich als Advokaat te 's Gravenhage. Na hier twee jaren verbleven te zijn vertrok hij naar Amsterdam, waar hij in 1684 Lector der Regtsgeleerdheid werd, twee jaren daarna Buitengewoon Hoogleeraar en in 1690 Gewoon Hoogleeraar, na inmiddels voor een beroep naar de Hoogeschool te Harderwijk bedankt te hebben. Hij aanvaardde het Hoogleeraarsambt te Amsterdam den 7den Junij 1690 met eene Verhandeling over de bekwame en ware beoefenaar van het regtGa naar voetnoot(2), welk ambt hij naarstig en getrouw heeft waargenomen tot in 1729 toen hij, behoudens eer en inkomen, zijn ontslag bekwam. Zijn Lofredenaar de Hoogleeraar in de Oostersche talen Cornelis Hugo Vonck geeft hem den roem na, dat hij zich, door het gestadig lezen van Cicero's schriften, eenen sierlijken Latijnschen stijl had eigen gemaakt, welke hem tot in gevorderden ouderdom bijbleef, doch Petrus Burmannus Secundus noemt hem, in een in handschrift nagelaten Historia Literaria: een droogen en in geenendeele door de studie der fraaije letteren beschaafden Hoogleeraar van het Regt. Nog omtrent 10 jaren mogt hij in rust leven, waarna hij den lsten Maart 1739, overleed. Hij was gehuwd met zijne volle nicht Catharina van Tol, die hem negen kinderen schonk, van welke slechts één zoon en twee dochters den vader overleefd hebben. Hoewel hij geenen schriften in druk heeft uitgegeven, heeft hij zich toch bijzonder verdienstelijk gemaakt door het vormen van voortreffelijke kweekelingen. Ook was hij bijzonder vlijtig in het lezen van den Bijbel.
Zie de Chalmot, Biogr. Woordenb.; D.J. van Lennep, Ill. Amstel. Athen. Memorabilia, pag. 44, 135; Bouman, Geschied. der Gelders. Hooges., D. I. bl. 162, 234. |
|