[Hendrik van Brienen]
BRIENEN (Hendrik van), Heer van den Latmeer, een neef van den voorgaande en zoon van Wolter van Brienen en van Gerritje van Wijnbergen, bleef van 1586 tot 1619 in de Ridderschap van Gelderland, en bediende in en van wege dat gewest onderscheidene ambten. In 1593 werd hij Rekenmeester, later was hij Afgevaardigde ter vergadering der Staten Generaal, alwaar hij zich, in 1618, bijzonder verzette tegen het bijeenroepen van de Nationale Synode, en het doordrijven daarvan tegen de stem van Holland. Hij beschouwde zulke vergaderingen als geenszins geschikt ter vermijding, maar wel ter vermeerdering van scheuring en deed daaromtrent zeer ernstige verklaringen in de Registers van Staat aanteekenen. Hij beleefde den uitslag van de Synode en de bevestiging van zijne vooruitzigten niet, maar stierf in 1620, vermoedelijk den 11den Februarij, en liet bij Beatrix van Lijnden van de Mussenberg vele kinderen na, onder welke Wolter van Brienen, die volgt.
Zie Brandt, Hist. der Reform. D. II. bl. 634, 636, 637; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. X. bl. 177, 199; Scheltema, Staatk. Nederl.