en door tusschenkomst van dezen aan Johannes Calvinus. Laatstgemelde Godgeleerde roemde het opstel, maar raadde het te laten liggen, omdat men, zijns oordeels, zich wel kon vergenoegen met de Fransche belijdenis, welke toen zeer onlangs, nog in dat zelfde jaar, te Parijs, in eene kerkvergadering aangenomen was. De Bres liet zich dien raad welgevallen, ofschoon zijn doel met die geloofsbelijdenis een geheel ander, dan dat der Franschen met de hunnen was. 's Mans bijzonder doel was zijne godsdienstgezindte, in de Nederlanden verspreid, te zuiveren van de lasteringen der Roomschen, waarmede men haar bij het Spaansche Hof, zoo langen tijd reeds had zwart gemaakt, alsof zij grootendeels het zelfde volk waren, als voorheen de muitende Wederdoopers waren geweest. Dan in het jaar 1561 werd de Bres opgewekt door den geleerden Godfried van Wingen om het opstel aan de Emdensche Leeraren te zenden, die het met hunne volkomen goedkeuring vereerden. Vervolgens liet de Bres het opstel lezen door onderscheidene Nederlandsche Predikanten, die binnen- en buitenlands verstrooid waren, ook door de Nederlandsch Duitsche en Waalsche Predikanten te Londen en elders in Engeland. Deze allen keurden het, over het algemeen genomen, insgelijks volkomen goed, hier en daar slechts iets bijvoegende of iets wegnemende, en, zoo ter verbetering als ter beschaving, het hunne mede toebrengende. In 1562 verscheen het nu in de Fransche taal, waarin het oorspronkelijk was geschreven, in het licht; maar nog in het zelfde jaar in het Nederduitsch als Belydenisse des geloofs, ghemaeckt met een ghemein accoort door de gheloovighen, die in de Nederlanden overal verstrooit syn, ende na de suiverheit des heiligen Evangeliums onses Heeren Jezu Christi begeeren te leven. Nog in 1562 werd het, met eenen geteekenden hoogst
merkwaardigen brief, aan den Koning van Spanje gezonden. In een algemeene Synode, te Antwerpen, gehouden in het jaar 1566, overzag men de geloofsbelijdenis met alle naauwkeurigheid, veranderde hier en daar, iets niet zoo zeer in de zaken als wel in de woorden, en bekortte haar op deze en gene plaats, vooral in het zestiende artikel, handelende van de eeuwige verkiezing Godts. Vervolgens werd zij aan de broederen te Geneve gezonden, met verzoek om, indien deze haar goedkeurden, haar dan ook te doen drukken, zoo als dan ook werkelijk in de Fransche taal plaats had; doch in het zelfde jaar kwam zij ook dus verbeterd en bekort uit in de Nederlandsche taal, en van dat oogenblik af aan is zij, als formulier van eenigheid, de tolk van het geloof der Nederlandsche Hervormde kerk geworden.
Dikwerf moest de Bres, opdat wij na dezen uitstap tot zijne levensbijzonderheden terugkeeren, nog van woonplaats verwisselen, en hield zich onder anderen te Sedan, waar hij eenigen tijd voor den Hertog van Bouillon predikte, en ook te Antwerpen op. Eindelijk vestigde hij, die intusschen gehuwd was, en zijnen echt met een talrijk kroost gezegend zag, zich als Predikant