Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1287]
| |
vroeg het ontwerp om de uittreksels uit oude Regtsgeleerden, waaruit die uitgebreide verzameling bestaat, weder in hare oorspronkelijke orde te brengen; maar hij begreep, dat men moest beginnen met zich van de zuiverheid des tekst te verzekeren, en nam zich voor noch kosten, noch moeiten te sparen om daartoe te geraken. Na de meest geachte uitgaven met elkander te hebben vergeleken en alle de verschillende lezingen te hebben opgeteekend, vertrok hij in 1709 naar Toskanen, en zag zich, op voorspraak van Hendrik Neuwton, zaakgelastigde van Anna, Koningin van Engeland, bij den Groot-Hertog, toegang verleend tot de Bibliotheek der Medicis. Hierdoor viel het hem zeer gemakkelijk zijne verzameling van onderscheidene lezingen met het vermaarde oorspronkelijke manuscript der Pandecten te vergelijken. Deze lastige arbeid hield hem veertien maanden bezig, en zijne geheele reis door Frankrijk en Italie duurde vier jaren. In Holland teruggekeerd, vestigde hij zich in het dorp Heenvliet, om, met minder afleiding, zijn grootsch ontwerp te kunnen ten einde brengen; maar door te veel te werken verkortte hij zijne dagen, en hij overleed in April 1736. Zijne handschriften had hij den geleerden Bynkershoek vermaakt, die hem beloofd had het af te werken en in het licht te zenden; maar nadat deze, weinige jaren later mede overleden was, zonder dit groote werk te kunnen voleindigen, viel het handschrift in handen van George Christian Gebauer, Hoogleeraar te Gottingen, die het in 1743 op de verkooping der bibliotheek van Bynkershoek kocht. Men heeft daarvan gebruik gemaakt bij de uitgave der Pandecten, door Spangenberg, te Gottingen in 1776 in 4o. De werken door Brenkman in het licht gezonden zijn: Dissertatio de legum inscriptionibus. Leyd. 1705. 4o. Pandectae juris civilis auctoribus suis et libris restituti. Speciminis loco hic prodit Alfenus Varus. Amst. 1709. 8o. Zijnde eene proeve van zijn groote werk, hetwelk alle de wetten bevat afkomstig van Alfénus Varus, gerangschikt in de orde, waarin zij moesten voorkomen in het werk van dien oude Regtsgeleerde. Hij gaf deze soort van prospectus uit voor hij naar Florence vertrok, ten einde het gevoelen van het publiek over zijn groote werk te polsen. Men ziet dat zijn ontwerp uitgebreider, misschien minder nuttig maar veel moeijelijker om ten uitvoer te brengen was dan dat hetwelk Pothier sedert zoo gelukkig volbragt heeft. Voorts bestaat nog van hem, behalve eenige kleine geschriften: Societas litteraria, seu Leges societatis à se instituenda, in 12o. zonder dagteekening: doch in 1713 in het licht verschenen. Epistola de consulibus quorum in Pandectis sit mentio 1715, hetwelk voorkomt in de Appendix fastorum consularium van Hadrianus Reland. Historia Pandectarum, seu fatum exemplaris Florentini; accedit gemina dissertatio de Amalsi. Utr. 1722. 4o. | |
[pagina 1288]
| |
Epistola ad Franciscum Hesselium. Utr. 1735. 4o. waarin hij twee brieven van Gui Grandi en C.G. Schwarz over de Pandecten behandelt.
Zie Biogr. Nation.; Biogr. Univ. |
|