[Koenraad Bremer]
BREMER (Koenraad), een broeder van den voorgaande en zoon van Johannes Bremer en Remberta Zittart, werd in 1715, Predikant bij de Remonstranten te Gorinchem, van waar hij werd beroepen te Nieuwkoop in 1723. In 1731 naar Waddinxveen vertrokken, stond hij aldaar naauwelijks een jaar of hij werd in de aanzienlijke gemeente van Amsterdam begeerd. Die roepstemme opgevolgd hebbende, stond hij van zijne dienst af in 1752 en woonde vervolgens te Utrecht, waar hij den 23 Januarij 1766 overleed.
Terwijl hij te Amsterdam stond gaf hij zonder zijnen naam te noemen het werk van een toen reeds overleden ambtgenoot met vijf verhandelingen van zijne hand, in het licht, onder den titel:
Bedenkingen over den christelijke waterdoop, nevens vijf verhandelingen over den kinderdoop, Amst. 1740. 8o, welk boekje eene felle strijd over den kinderdoop ontstak, waaraan van de zijde der Doopsgezinden Jan Wagenaar, Simon Schijn en Abraham Verduin deel namen. Bremer beantwoordde nu zijne tegenschrijvers weder nameloos met een werkje getiteld:
Bedenkingen over den Christelijken waterdoop, verdedigd tegen het onderzoek over de oudheid en schriftmatigheid van den kinderdoop. Amst.
Zie Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Holl., Zeel. enz., bl. 30-32; Tideman, de Remonstr. Broeders., bl. 102, 193, 214, 367.