anus van Cattenburg, zich in de wijsbegeerte en godgeleerdheid te oefenen, en zich tevens in de Hebreeuwsche, Fransche en Engelsche talen, en andere nutte wetenschappen te bekwamen. In het jaar 1715, dus ruim 21 jaar oud, werd hij Proponent der Remonstrantsche Societeit, die hij ook gedurende vijf jaren met alle vlijt diende, terwijl hij bijna in alle hare gemeenten predikte. Doch daar hij altijd eene bijzondere geneigdheid tot de Doopsgezinden had, zoo aanvaardde hij in 1720 de aan hem opgedragen leeraarsplaats in de gemeente van die belijdenis te Leiden. Na hier ruim acht jaren het hem aanbetrouwde dienstwerk, met veel ijver en stichting te hebben waargenomen, werd hem den 17den October 1728 te gelijkertijd te Amsterdam en te Haarlem, de leeraarsplaats in de gemeenten zijner geloofsbelijdenis opgedragen; hij aanvaardde het beroep in de eerstgenoemde stad. Hier nam hij, gedurende 28 jaren, het hem opgedragen ambt, met al die vlijt en getrouwheid waar, welke een regtschapen Evangeliedienaar kenschetsen, tot dat hij na een kortstondige ziekte, den 20 Februarij 1757, zacht en zeer christelijk is ontslapen.
Johannes Bremer bezat vele bekwaamheden in het prediken, zijne taal was net, zijn stijl vloeijende, zijne leere was schriftuurlijk; sprekende niet alleen, zooveel doenlijk was, met de woorden der schrift, waarin eene kracht Gods is, maar ook de waarheid leerende meer uit het woord Gods dan uit de reden. Behalve zijne bekwaamheid en stichtelijkheid in het prediken; behalve het onderwijs aan de opwassende jeugd, dat hij met eenen bijzonderen ijver heeft waarnam, was hij ook een groote voorstander van den bloei van zijn kerkgenootschap, en behoorde onder hen, die op het aanstellen van eenen eigen Hoogleeraar bij de Doopsgezinden aandrongen en in 1733 Tjerk Nieuwenhuis voor die gewigtige betrekking aanbevalen; terwijl hij ook met al zijn vermogen, de goede orde en gemeentelijke inrigtingen zocht te handhaven. Zedig en onopsprakelijk was zijn wandel, en hij kon daarbij zeer vriendelijk zijn in zijnen omgang. Gaarne bezocht hij zijne gemeente, en bij de kranken was hij zeer aandoenlijk en troostrijk.
De werken door hem in druk uitgegeven, zijn:
Lijkreden op J. de Goede, Amst. 4o.
Grondbeginsels van de Leere der waarheyt, die naar de Godzaligheid is, by wyze van Vragen en Antwoorden, opgestelt voor de Doopsgezinden, Amst. 1743. 8o. tweede druk. Amst. 1754. 8o. vierde druk Amst. 1790. 8o.
Handleyding tot Waarheid en Deugd, tot onderwijs van kleine kinderen, onder de Doopsgezinden, Amst. 1745. 8o, tweede druk Amst. 1767. 8o.
Ninive met den ondergang gedreigt; maar om zijne Bekeering en Boetvaardigheid gespaard en behouden, ten spiegel en ter waarschouwinge voorgestelt aan de Inwoonders van