hij door het grondijs bezet was, en moest met de meeste schepen in de Eems wijken. Ook bij he innemen van Brielle toonde hij zijnen moed en ijver. Bij alle de aanslagen was hij een der eersten, en had eenige tijd met Ad aan Menninck het opperbevel over de vloot der Watergeuzen die op de Ooster- en Wester-Eems lag.
Weinig tijds daarna was hij Kapitein binnen Haarlem. Toen deze stad na eene langdurige belegering, aan de Spanjaarden was overgegaan, werd Lancelot, den 20sten Julij 1273, te Schoten buiten Haarlem, op last van Don Frederik, onthoofd. Hij was gehuwd met Adriana van Treslong, bij wie hij vijf zonen en vier dochters verwekte. Onder zijne zonen was Reinoud van Brederode, Baron van Wezemberg, Heer van Veenhuizen, die later volgt.
Zie Bor, Nederl. oorl., B. V. bl. 289 (208), B. VI. bl. 421, (308); van Meteren, Nederl. Hist., D. II. bl. 156; Strada, Guerre des Pays-Bas, Tom. II. pag. 200; Gouthoeven, d'oude Chron. van Holl., bl. 123; (Brandt en Centen), Hist. van Enkh., D. I. bl. 105; (Beaufort), Leven van Willem I, D. I. bl. 157, 179, 182; Marcus, Sententiën van Alva, bl. 59 en 60; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VI. bl. 126, 166, 220, 221, 308, 322, 345, 431; te Water, Hist. van het Verbond der Edelen, St. II.-bl. 298 en 299, St. III. bl. 494 en 495; Kok, Vaderl. Woordenb., I Tafel van Natuurl. Afstamm. der Brederoden; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Bosscha, Nederl. Heldend. te Land, D. I. bl. 247; d'Yvoy van Mijdrecht en Beeldsnijder, Verbond der Edelen, bl. 79; van Groningen, de Watergeuzen, bl. 181 en 182; van Hall, Hendrik, Graaf van Brederode verdedigd, bl. 145.