Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

[Willem van Branteghem]

BRANTEGHEM (Willem van) zoon van Jan van Branteghem, Baljuw en Ontvanger van Borssele in Zeeland, geboren te Aalst, op het einde der vijftiende eeuw, werd Monnik in het Karthuiser klooster te Kiel, bij Antwerpen en stierf waarschijnlijk omtrent het midden der zestiende eeuw. Hij heeft door den druk gemeen gemaakt:

Eenige tweeregelige verzen aan het hoofd van de Viola animae van Pieter Dorlandt, in 1533 te Antwerpen in 12^o.

De preparatione ad Mortem. Lovan. 1542 12^o.

Een gheestelijck Boomgaert van dije oude ende nieuwe vruchte der Bruyt Christi; met sommighe figueren van dat beghiensel der werelt ende gheheel dat leven Christi met bediedinghen bij elke figuere ghestelt. Item nogh andere figueren van diversche Sanoten ende Sanctinnen bekend toegeschiet,

geroepen, gerechtverdicht, ende eerlyck ghemaekt van Gode met andere materiën een Christenmensche aengaende, met lofseggingen, bedingen; en andere goede informatien daertoe dienende wt die heylighe schriftuere getrocken. enz. Antw. 1535. 12^o.

Zie de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Glasins, Godgel. Nederl.