Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Johan van Brandenburg]BRANDENBURG (Johan van)Ga naar voetnoot(1), vermoedelijk iemand uit het geslacht van dien naam, dat in de zestiende eeuw in Braband en Vlaanderen in bloei was, vindt men vermeld als Teekenaar van het Verbond der Edelen. Hij werd in 1566 opgeroepen als Afgevaardigde van Namen, om den 4den April van dat jaar te Brussel te komen, ten einde, het verzoekschrift tot afschaffing der Inquisitie der Landvoogdes aan te bieden, doch weigerde om zich naar de zamenkomst van St. Truijen te begeven. Deze weigering geschiedde evenwel niet, omdat hij van de goede zaak afvallig werd; integendeel beloofde hij zijnen bijstand en was ook in 1568 in het leger van den Prins van Oranje, van waar men hem meende tot bijstand van Graaf Lodewijk te zenden. Doch in Augustus werd hij door den Graaf van Hoogstraten tot zijne hulpe geroepen. Meer schijnt er niet van hem bekend te zijn. Een andere, doch waarschijnlijk van het zelfde geslacht, was Philippe de Brandenbourg, die onder de voornaamste rebellen wordt genoemd en wiens goederen in 1569 waren verbeurd verklaard. | |
[pagina 1182]
| |
Zie te Water, Hist. van het Verb. der Edelen, St. II. bl. 278; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Groen van Prinsterer, Archiv. Tom. II. pag. 59, 63, 154, Tom. III. pag. 243, 280; Gachard, Corr. de Philippe II, Tom. I. pag. 458, Tom. II. pag. 99; Le Même, Corr. de Guill. le Taciturne, Tom. III. Préf. pag. VII. |
|