[Johannes van Braam]
BRAAM (Johannes van), gesproten uit een geslacht dat herkomstig was uit Vlaanderen, en voortkwam uit eenen jongeren zoon der Villains, welks kinderen den naam van de Braam, en hunne afstammelingen later dien van van Braam, hebben aangenomen, en geboren den 1sten November 1677, vestigde zich als Boekhandelaar te Dordrecht, waar zijn winkel de verzamelplaats was van allen die in de stad zijner inwoning, op verstand, smaak en kunde aanspraak konden maken. Een kundig en deftig man zijnde, die mede de Dichtkunde beminde en beoefende, heeft hij eenige niet onverdienstelijke gedichten in het licht gezonden.
Hij overleed den 23sten Februarij 1751 na gehuwd te zijn geweest met Maria Verhoef, bij wie hij twee zoons en twee dochters verwekte, zijne zonen waren Cornelius van Braam, Predikant bij de Hervormden te Vianen, alwaar hij den 25sten Junij 1761 overleed en Willem van Braam, bestemd om zijnen vader in den Boekhandel op te volgen, doch vroegtijdig overleden.
Zie B. Huydecoper, Proeve van Taal- en Dichtkunde, bl. 40, 290, 386, 529, 567; de Vries, Proeve eener Geschied. der Nederd. Dichtk., D. III. bl. 94; E. Kist, Lofrede op Pieter van Braam, bl. 50; Witsen Geysbeek, Biogr. Woordenb. der Nederd. Dicht., uit familiepapieren aangevuld.