[Martinus van Bouricius]
BOURICIUS (Martinus van), een kleinzoon van Johannes Crack van Bouricius en zoon van Jacobus van Bouricius en van Wiskjen van Scheltinga, geboren in 1708, werd, ofschoon minderjarig, den 23sten Julij 1721, Grietman van Aengwirden, waarvan hij de functiën evenwel eerst later aanvaardde. Reeds in 1734 was hij Lid van Gedeputeerden, en muntte onder vele Staatslieden uit wegens bekwaamheid en moed, waardoor hij ook tot zeer vele bedieningen wegens Zevenwolden benoemd werd. Hij behoorde in 1748 tot de commissie van staatsleden, belast met de overbrenging van het diploma van Erfstadhouder aan Willem IV, Prins van Oranje, en werd in dat zelfde jaar aangesteld tot Meesterknaap van de Houtvesterij in de provincie Friesland. Ter Staatsvergadering dier provincie had hij veel invloed. In 1753 werd hij door de Gouvernante geroepen in eene commissie, om middelen uit te denken tot eene vaardige regtspleging bij den militairen Regter. Hij overleed aan eene uitterende ziekte den 1 Julij 1755, na gehuwd te zijn geweest aan Romelia Margaretha Lycklama à Nijeholt, bij wie hij twee dochters verwekt had.
Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; Stuart, Vaderl. Hist. D. I. bl. 92; Jonkh. Mr. H. Baerdt van Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietm. bl. 340 en 341.