Vere, geholpen, deden terstond eenige der hoofden vatten en onthalzen, waardoor het oproer gestild werd.
Door Karel de Stoute in 1475 naar Engeland gezonden ten einde Koning Eduard over te halen om in Frankrijk te vallen, had hij naauwelijks de toezegging daartoe van dien Vorst bekomen, of hij begaf zich naar Rome, met inzigt niet alleen om, door de beloofde aflaat ter gelegenheid van het Jubelfeest, zich van zijne zonden te ontlasten, maar ook om met meer luister den gewigtigen toeleg zijns broeders te volbrengen. Want Hertog Karel, overwegende, dat de aanzienlijkste zijner landen, Leenen van Duitschland of Frankrijk waren en na het overlijden zijner eenige dochter en erfgename, indien zij geene kinderen naliet, weder aan die kroonen zouden vervallen, dacht de Vorsten dier landen van dien aanzienlijken buit te ontzetten, door de aanstootelijke vlek der geboorte van zijnen bastaard-broeder uit te wisschen. Dierhalve zond Karel hem naar Italië, ten einde de Paus hem voor een wettiggeboren zoon van Hertog Filips mogt verklaren en hij alzoo het regt verkrijgen om, bij ontstentenis van erfgenamen, in de heerschappij en lande van Hertog Karel op te volgen. Zoo als dan ook, den 25sten Mei 1475, met eenige kerkelijke plechtigheden geschiedde. Na welke tijd Anthonie, om zich als eenen echten zoon uit het huis van Bourgondië te doen gelden, den zeldzamen titel van Groote Bastaard, dien hij vroeger voor eenen eernaam hield, achter liet.
Uit Italië teruggekeerd, voerde hij het bevel over het leger, dat Hertog Karel in Bourgondië op de been hield, en stond in den slag bij Nancy, den 5den Januarij 1477, zijnen broeder Karel moedig ter zijde, doch werd nadat deze gesneuveld was, krijgsgevangen gemaakt door den Hertog van Lotharingen, die hem aan den Koning van Frankrijk overgaf, welke laatste hem alom mede voerde.
Aangezien hij nu door zijn gestadig afwezen uit Holland, de zaak der houtvesterij niet naar behooren kon gadeslaan en daarin alzoo groote verwarring heerschte, werd hij in het laatst van 1477 van het houtvesterschap ontheven en dit aan Wolfert van Borssele opgedragen.
Daar men na die tijd niets meer van Anthonie vermeld vindt, schijnt hij nog een aantal jaren in stille rust te hebben doorgebragt, want eerst den 5den Mei 1504 daalde hij ten grave. Zijne beeldtenis komt voor bij Gargon, Walchersche Arkadia, D. II. bl. 106, en op twee gedenkpenningen afgebeeld bij van Mieris, Nederl. Vorsten. Zijne zinspreuk was: Nul ne s'y frotte. (Niemand stoote er zich aan). Bij zijne gemalin Maria de Vreville had hij onderscheidene kinderen verwekt, onder welke Filips van Bourgondië, die volgt.
Zie Gouthoeven, Chronycke, D. I. bl. 494; Boxhorn, Chron. van Zeel., D. II. bl. 266-273; van Mieris, Nederl. Vorsten, D. I. bl. 78, 79, 86, 88, 93, 111, 125, 127, 134, 135, 143, 359; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. IV. bl. 124 en 125; Kok, Vaderl.