Bovendien zocht hij ook door zijne schriften nut te stichten. Hij liet te Maagdenburg in 1551 een Verdedigingsschrift drukken, ten einde de Hervormde kerk te zuiveren van de blaam, welke de onzinnige Wederdoopers op haar trachtten te werpen. Ook leverde hij eenige berijmde stukken, ten dienste van het openbaar kerkgezang. Zijne
Vermeerderde Christelyke Catechismus. 8o.
droeg algemeene goedkeuring weg, en was reeds, met goedvinden van de Gravin, naar Bremen opgezonden, om onder het opzigt van den bekenden Albrecht Hardenberg te worden in het licht gegeven, maar à Lasco wist te bewerken, dat dit gestaakt werd; want ofschoon het drukken spoedig daarna, met eenige weinige veranderingen, toegestaan werd, schijnt de Bouma er van te hebben afgezien, en eerst lang na zijne dood is dat boek uitgegeven door zijnen kleinzoon Gellius de Bouma Petruszoon, Predikant te Zutphen.
Ook stelde hij met zijne ambtgenooten Johannes à Lasco en Hermannus Bras op.
Oostfriesche Catechismus of bybel der Eenvoudigen. Emden. 1544.
Gellius Faber de Bouma liet twee zonen na, die beide den stand des vaders kozen; als: Petrus Gellius de Bouma, die volgt, en Assuerus de Bouma, eerst in 1573 Predikant te Groot-Borsum, daarna in 1574 te Emden, waar hij den 27sten Augustus 1575 aan eene kwaadaardige ziekte overleed.
Zie Vriemoet, Athen. Frisiac., pag. 395; Greydanus, Naaml. der Pred. van de Class. van Franek., voorr. bl. 2, en bl. 133; Engelsma, Volgl. van Pred. van de Class. van Zevenwouden, bl. 249 noot; Ypeij en Dermout, Gesch. der Nederl. Herv. Kerk, D. I. bl. 47, Aant. bl. 30 (59); Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis, Bijdragen tot de Geschied. der Evangel. Luth. Kerk., St. V. bl. 176 en 177; Eekhoff, Beknopte Geschied. van Friesl., bl. 165; Glasius, Godgel. Nederl., D. I. bl. 451-453, en vooral T.A. Romein, Gellius Faber de Bouma, in de Friesche Volks-Almanak 1839, bl. 74-80, wien wij hier voornamelijk gevolgd zijn.