Leiden en andere naburige plaatsen. Vervolgens werd hij in 1693 beroepen te Arnhem en in 1694 te Amsterdam, doch uit hoofde van zijne jonkheid had die beroeping toen geen voortgang; maar in 1703 werd hij Predikant te Utrecht en eindelijk in 1710 te Amsterdam. Nadat hij aldaar zijnen post met veel ernst en roem bekleed had, overleed hij den 20sten Mei 1734 op de hofstede Leeuwenburg in het Sticht van Utrecht, waar hij zich toevallig bevond; doch werd te Amsterdam in de Onde kerk begraven.
Hij was tweemalen getrouwd, eerst met Catharina Elizabeth de Ruysscher en daarna met Margaretha van der Hell. Uit het huwelijk met zijne tweede vrouw won hij twee zonen, Hendrik Jan Boudaan en Gualtherus Petrus Boudaan, die beide volgen.
Van hem zijn alleen in druk twee Predikatien, getiteld:
Nutteloose en Nuttige Arbeid tegens malkander overgestelt in de Verhlaring en Toepassing van de woorden bij Jesaias Cap. XXXV vers 2 en 3 eerste lid. Amst. 1712. 8o.
Tot het in het licht geven van deze predikatiën gaf aanleiding het ongenoegen van den vermaarden Utrechtschen Hoogleeraar Petrus Burman, in een openbaar Geschrift betoond; als had Boudaan, in eene dier Predikatiën, hem in het bijzonder der Gemeente hatelijk voorgesteld, ter oorzake van eene Redevoering tot lof der komedie, kort te voren door gemelden Hoogleeraar gedaan.
Nog heeft Boudaan eene Voorrede geschreven voor
Frederik Adolf Lampe's Verborgenheid van het Genadeverbond.
Er bestaan afbeeldingen van hem door Frederik Ottens in folio, en door Johan Faber in 4o. Onder een dezer afbeeldingen, eenige jaren voor zijn dood sierlijk in het koper gebragt, leest men deze dichtregels van Nicolaas Simonsz. van Leeuwaarden:
Zoo geeft de Teekenkonst ons 't deftige Gelaat
Van Christus Tolk Boudaan, die met zijn kragtig preeken
Het swakste herte sterkt, en 't hartste hert kan breeken,
En als een koopere muur pal voor de Waarheid staat,
Gods Geest verzell' zijn Werk en doe Hem lang dus stigten
En namaals als den glans der sterren eeuwig lichten.
Zie Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb., B. bl. 344; de la Rue, Gelett. Zeel., bl. 39-41; Kok, Vaderl. Woordenb.; Naaml. der Predik. te Amst., bl. 39.