[Jarich van Botnia]
BOTNIA (Jarich van), zoon van den voorgaande, hoogst waarschijnlijk van zijne tweede vrouw, was in 1551 reeds Grietman van Franekeradeel en werd tevens den 6den Februarij 1554, benoemd tot Olderman van Franeker. Hij schijnt een voorstander van de vrijheid van geweten geweest, en daarvoor in 1566 vrijmoedig uitgekomen te zijn, doch bleef evenwel Koningsgezind, en verklaarde zich in 1579 tegen de Unie van Utrecht. In het zelfde jaar ontving hij zijne aanstelling als Kastelein en Ambtman van Koevorden en Drost van Drenthe. Uit Friesland voortvlugtig, werd hij in 1580 onderscheidene malen ingedaagd, om zich te komen verantwoorden, en tot zoo lang verboden, hem de inkomsten zijner bezittingen te laten toekomen.
Hij stierf te Groningen in 1583, en werd aldaar in de kerk der Predikheeren begraven. Bij zijne huisvrouw Luts Stania, had hij drie kinderen verwekt.
Zie Piccard, Chronyck des Landts. Drenthe, bl. 265; Greydanus, Naaml. der Predik. in de Class. van Franeker, bl. 96; te Water, Hist. van het Verb. der Edelen, St. II. bl. 268 noot, St. III. bl. 485, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, Nieuwe Naaml van Grietm., bl. 191 en 192.