Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jan Bosman]BOSMAN (Jan), zoon van Jan Bosman en van Maria Doorschot, geboren te Rotterdam den 12den Maart 1750, werd, na aan de Hoogeschool te Leiden zijne studiën volbragt te hebben, in het jaar 1779 Predikant te Opperdoes, vervolgens in het jaar 1780 in de Beemster, en daarna in 1783 te Geervliet, van waar hij in 1794 beroepen werd tot Hoogleeraar der Wijsbegeerte en Akademieprediker te Groningen; terwijl hij tevens als Predikant te Zierikzee was beroepen, waarvoor hij bedankte. Hij aanvaardde het Hoogleeraarambt te Groningen den 26sten November 1794, met het houden van eene plegtige Redevoering over het groote nut dat voor de beoefenaars der Wijsbegeerte uit het lezen der schriften van Cicero moet voortvloeijenGa naar voetnoot(1). Te Groningen verwierf hij met zijne kerkelijke welsprekendheid grooten roem. Op vereerende uitnoodiging der Stedelijke Regering van Groningen voerde hij het woord den 19den December 1799, bij gelegenheid der feestviering, waarbij het verdrijven der Engelsche en Russische legers uit Noord-Holland plegtig met dankzegging werd herdacht. De feestrede is in druk verschenen en de spreker door de Regering met een kostbaar geschenk van zilver vereerd. Reeds als Hoogleeraar te Groningen gevestigd, werd hij tot Predikant naar Amsterdam beroepen, waarvoor hij echter heeft bedankt. Als Hoogleeraar moet hij; volgens het oordeel van bevoegde beoordeelaars, in hooge mate de gave magtig zijn geweest, om de afgetrokken waarheden der Bespiegelende Wijsbegeerte duidelijk en bevattelijk voor de stellen en te verklaren, zoodat die zelfs door eerstbeginnenden terstond werden begrepen. Hij overleed te Groningen den 8sten Januarij 1804, en was gehuwd geweest met Maria Clasina van Crimpen, die hem echter in jeugdigen leeftijd door den dood ontviel en hem naliet eenen zoon Jan Bosman, Medicinae Doctor, vroegtijdig overleden, en eene dochter Elizabeth Bosman, eerst gehuwd geweest aan Samuel Tresling, | |
[pagina 1036]
| |
Geneesheer te Groningen, en later aan Mr. J. Le Maire, Regter der Instructie bij de Regtbank van eersten aanleg te Leeuwarden.
Zie H. Muntinghe, Acta Saec., pag. 55, 121, uit aanteekeningen van de familie aangevuld. |
|