Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1014]
| |
van Groenendaele. Daar dit werk door verandering der mode, in verval geraakte, en van den Bosch, als echtgenoot en vader, voor een bestendig bestaan moest zorgen, legde hij zich bijzonder toe op het geven van onderwijs in de Teekenkunst. Tot het schilderen met olieverw, bleef hem nu weinig tijds over, doch met ijver maakte hij van de uren, welke ter zijner beschikking stonden, gebruik, om beelden, landschappen en buurtgezigtjes, zoo gekleurd als ongekleurd, te teekenen. Ook heeft hij een aantal platen, van onderscheidene grootte, in de aqua tinta manier vervaardigd en geëtst; twee Gezigten op het oude Stadhuis van Amsterdam, naar den beroem de Saenredam, kunnen tot schoone proeven daarvan verstrekken. Als Tooneelschilder worden zijne verdiensten geroemd, en er bestaat van hem een werkje, met kleine zinnebeeldige teekeningen en vignetten, door hem zelven aardig uitgedacht. Hij was een der Bestuurderen van het met lof bekende Teekengenootschap: Kunst zij ons doel te Amsterdam, bij hetwelk hij in 1818 eenen gouden medaille behaald had. Hij overleed in Januarij 1838. Zie Algem. Konst- en Letterbode 1818. D. II. bl. 79, 1819 D. II. bl. 383; van Eynden en van der Willigen, Geschied. der Vaderl. Schilderk. D. III. bl. 109-111; Immerzeel, Levens en werken der Kunstschild. en Schilder. |
|