Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk

[Goris of Gregorius de Bosch]

BOSCH (Goris of Gregorius de), een broeder van de beide voorgaande, geboren in 1751 te Amsterdam, waar hij geplaatst was bij de Stads-Wissclhank, was een man van geest en smaak

en met innige liefde bezield voor Wetenschappen en Letteren, waarin hij dan ook bijzonder ervaren was, doch zijne nederigheid wederhield hem, em, hoe ook door zijne geletterde vrienden, onder welke de groote Wyttenbach, daartoe aangezocht, iets van zijnen arbeid in het licht te zenden. Hij overleed ongehuwd in 1804.

Zijn meeste vermaak vond hij in de hoeken, waarvan hij eene bij uitstek fraaije verzameling bezat. Vrolijk en gezellig van aard, was zijn gezelschap zeer gezocht, en hij werd door ieder, die hem kende, bewonderd om zijn sterk geheugen, naïviteit en goedhartigheid.

De familie de Bosch is met eenen Jeronimo de Bosch, die in 1836 ongehuwd overleed, uitgestorven, waardoor de Hoogleeraar Mr. J. de Bosch Kemper, wiens moeder Christina de Vries, eene dochter was van Gerrit de Vries en van Catharina de Bosch, zuster van den Latijnschen Dichter Jeronimo de Bosch, thans de eenige is die, bij zijnen geslachtsnaam Kemper, dien van de Bosch voert.

Zie Algem. Konst- en Letterbode voor 1817, D. I. bl. 52, uit familiepapieren aangevuld.