de kunst, ofschoon de Letteroefeningen ook niet door hem veronachtzaamd werden. Hierdoor toch was het dat hij de voedstervader en verzorger werd van Pieter Nieuwland en dien uitstekenden man, door gulhartige vergunning van inwoning en leiding, eene geleerde opvoeding bezorgde, in welk opzigt Nederland, ja de geheele geleerde wereld groote verpligting aan den edelaardigen de Bosch heeft. Aan die liefde tot de Schoone Kunsten en tot de Letteren, welke de Bosch bezielde, had men menige Verhandeling te danken, door hem in onderscheidene Letterkundige Genootschappen voorgedragen, welke allen zoo door netheid en zuiverheid van stijl, als door keurigheid van uitdrukking, deftigheid van voordragt, en gewigt van wel te pas gebragte zaken en bewijzen, de kieschte Letterkundigen behaagden; terwijl hij zelf, in deze uitspanningen Kunst en Letteren zusterlijk vereenigende, liefst zulke onderwerpen behandelde, die tot de Kunst bepaaldelijk betrekking hadden, als Jan van der Heiden; Jan Luiken; Petrus Paulus Rubbens; Jacob de Wit; Gerard de Lairesse; Jan Punt; de Goede smaak; De beminnaar, de bevoegde Kunstregter; Vergelijking tusschen de Italiaansche en Vaderlandsche Schilderscholen, en De verscheidenheid der Kunst-voorstellingen bij Nederlandsche Meesters. Die zelfde netheid en keurigheid, in zijne Redevoeringen zigtbaar, blonk inzonderheid uit in zijne uitstekende en zeldzame verzameling van Schilderijen, Teekeningen en Prenten.
Het karakter van de Bosch was zacht, minzaam, gul en opregt; de deftigheid met vriendelijkheid waren in den geheelen man zigtbaar, iets innemends en belangrijks vermeesterde de harten, zoo ras men hem zag, terwijl bij altijd achting en eerbied bij meerder verkeer achterliet. Met raad en daad stond hij ieder bij, vooral den Kunstenaar. De oude Meesters vereerde hij zeer hoog, en deed onpartijdig hulde aan levende en jeugdige Kunstenaars, zijne nagelatene verzameling bewees het ontegenzeggelijk. Zijn huis stond voor de laatsten altijd open, en hij, wien de kunst ter harte ging, werd hartelijk ontvangen, en werd bij en met hem in die edele kunstdrift ontstoken, die het leven van zijn leven uitmaakte.
Afzonderlijk gedrukt bestaat er van zijne hand:
Redevoering en Verslag, bij gelegenheid van de eerste prijsuitdeeling, door de Maatschappij der Teekenkunst. Amst. 1807. 8o.
Hij overleed den 30sten Julij 1816 en liet bij zijne echtgenoote, Christina de Vries, geene kinderen na.
Zie Vaderl. Hist. ten verv. op Wagenaar, D. XXVIII. bl. 168; Algem. Konst- en Letterbode voor 1817, D. I. bl. 51-54; Stuart, Jaarb. van het Koningr. der Nederl. voor het jaar 1861, St. III. bl. 149; Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsqez. in Holl., Zeel., Utr. en Gelderl., D. II. bl. 130, 155, uit famieliepapïeren aangevuld.