[Pieter Boreel]
BOREEL (Pieter), geboren te Sluis den 24sten December 1524, afkomstig uit een aanzienlijk geslacht van Gent, en zoon van Jan Boreel en Anna Scheuting, was in het midden der zestiende eeuw Lid der Regering van Middelburg. Der Hervorming toegedaan en als zoodanig tegenwoordig geweest zijnde bij de aanbieding der drie millioenen tot bekoming van vrijheid der Godsdienst, werd hij, bij vonnis van Alva, uit het Land gebannen en vlugtte diensvolgens, met al wat bij in Zeeland bezat, naar Engeland, waar hij te Nordwich den 19den Januarij 1568 overleed, bij zijne echtgenoote Catharina Josse nalatende, drie zonen, Jakob Boreel die volgt, Jan Boreel, eerst sedert October 1575 Predikant te Grijpskerke, waar hij 's Zondags twee predikatiën deed, terwijl hij in de week, op de dorpen, waar nog geene Leeraars waren, het volk vermaande, doch nog in het zelfde jaar als derde Predikant naar Middelburg beroepen, en aldaar overleden in 1577, en Pieter Boreel.
Het wapen van Pieter Boreel en van zijne nazaten is een veld van zilver met eenen keper van sabel, beladen met twee dubbele ruiterszwepen van goud en verzeld van 3 posthoorns van sabel gesierd en gebonden van goud.
Zie de la Rue, Staatk. en Heldh. Zeel., bl. 3; te Water, Kort Verh. der Reform. van Zeel., bl. 107, 108, 181 en 202; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VII, bl. 748; Marcus, Sententiën van Alva, bl. 67; de Chalmot, Biogr. Woordenb., D. III. bl. 340; uit familiepapieren aangevuld.