[Epo van Bootsma]
BOOTSMA (Epo van), zoon van Gabbe van Bootsma en van Juliana Sloet, woonde op de Taniaburg te Bilgaard, was van wege Friesland Afgevaardigde ter Staten-Generaal en werd in onderscheidene Commissiën benoemd, als: in 1653, nevens Jakob van der Steen en Jakob Steyn, tot de equipage en den aanbouw van oorlogschepen. In het volgende jaar vergezelde hij Koenraad van Beuningen en van Kniphuizen tot Luïzenberg als Ambassadeur naar Stade ten einde een verdrag te bemiddelen tusschen Zweden en de stad Bremen. Toen er in 1657, terwijl Bootsma in de Staten-Generaal voorzat, beraadslaagd werd over het benoemen van eenen Veldmaarschalk, werd hij mede benoemd in de Commissie tot herziening van de Instructie, waarop vroeger een Veldmaarschalk was aangesteld en in 1661 maakte hij deel van eene Commissie welke met den Ambassadeur van Spanje moest handelen over de deeling der Landen van Overmaas, welke den 26sten December van dat jaar tot stand kwam.
Bootsma liet, bij zijne echtgenoote Frouck van Donia slechts eene dochter na.
Zie Aitzema, Saken van Staet en Oorlog, D. III, bl. 786, 801 en 392, D. IV, bl. 3 en 792; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. XII, bl. 388; Stamboek van den Frieschen vroeger en lateren adel.