Vindiciae seu Apodixis apologetica pro Hebraicâ Veritate, contra Joh. Morinum, et Lud. Cappellum. Paris 1653. 4o.
Observatioes Medicae de Affectibus (a veteribus) omissis; videlicet de Abscessii hypocraneo, de Vomicâ hypocraneâ, de Vomicâ cerebri, de Suturarum discessione, de capitis distortione, de Epilepsiâ processivâ, de oris Haemorrhagiâ periodicâ, de Linguae ardore et siccitate extra febres, de Lippitudine mucaginosâ, de Labrosulsio seu Cheilocase, de Sterni dolore, de Tabe pectoreâ. Lond. 1649, herdrukt te Helmstad in 1664 in 4o, met eene Voorrede van Hendrik Meiboom.
Nog heeft hij zijn broeder Gerard geholpen, in de zamenstelling van diens Philosophia Naturalis reformata.
Ook van hem vindt men Latijnsche en Nederduitsche Lofdichten op het gedachte werk van Bor, welke die zijns broeders overtreffen.
Zijne zinspreuk was Cum Deo et cum decoro. (Met God en met het welvoegelijke).
Zie Balen, Beschr. van Dordrecht, bl. 1002; van Leenwen, Batt. Ill., bl. 878; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb.; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VII. bl. 741; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr. Nation.; Biogr. Univers.; Biogr. Woordenb. der Nederd. Dicht. ten verv. op Witsen Geysbeek; Algem. Konsten Letterb. voor 1847, D. I. bl. 340.