tich naar Dublin, waar hij in 1650 overleed, eenige kinderen nalatende, die hij bij zijne huisvrouw Katrina Manning had verwekt. Hij heeft de volgende werken door den druk gemeen gemaakt:
Vrolycke Uuren. 1630. 4o.
Philosophia Naturalis reformata, id est Philosophiae Aristotelicae accurata examinatio, ac solida confutatio et novae et verioris Introductio. Dublinii 1641. 4o.
Ook hanteerde hij met geen ongelukkig gevolg zoowel de Nederduitsche als de Latijnsche lier, zoo als blijkt uit de Lofdichten op een paar deelen der Nederlandsche Oorloghen van Pieter Christiaansz. Bor, die met zijns vaders zuster gehuwd was.
Zijne zinspreuk was Christo duce nihil timendum. (Onder het geleide van Christus is er niets te vreezen).
Zie Balen, Beschr. van Dordrecht. bl. 1002; van Leenwen, Bat. Ill., bl. 878; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb., D. II. St. II. bl. 43; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VII. bl. 741; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biog. Nation.; Biogr. Univers.; Biogr. Woordenb. der Nederd. Dicht. ten verv. op Witsen Geysbeek; Algem. Konst- en Letterbode voor 1847, D. I. bl. 341.