Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk

[Reinier de Bondt]

BONDT (Reinier de) of Reynerius Bontius, tweede zoon van den voorgaande, geboren te Leiden in 1576, was niet minder ervaren in de Geneeskunde en talen dan zijnen vader; daarenboven had hij zich met vlijt op het beoefenen der Wijsbegeerte toegelegd, zoodat hij reeds in 1700, dus op drie en twintigjarigen ouderdom tot het geven van onderwijs in de Natuurkunde, aan de Hoogeschool zijner geboorteplaats gemagtigd en in 1603 als Hoogleeraar in die wetenschap nader bevestigd werd. Later werd hij eerst tot Buitengewoon Hoogleeraar in de Geneeskunde, in welke betrekking hij reeds in het jaar 1607 voorkomt, en in het jaar 1617 tot Gewoon Hoogleeraar dier wetenschap benoemd. De roem van zijne kunde was zoo groot, dat Prins Frederik Hendrik en later ook Prins Maurits hem op eene aanzienlijke wedde tot hunnen Lijfarts aanstelden. Hij overleed den 12den Junij 1623 en werd in de St. Pieterskerk begraven. Onder anderen heeft de Bondt geschreven;

Belegering en Ontzetting der stad Leyden, geschied in den jaare 1574. Beginnende den 27sten May, en eindigende den 3den October daaraanvolgende. Zeer levendig afgebeeld door Reynerius Bontius, Treur- bly-eindespel, vercierd met

schoone Figuren, en al de vertoningen, zo voor, in, als na het spel, Amsterd. zonder jaart 4^o; meermalen herdrukt als eens: Leyd. 1659 gr. 8^o, eens Amst. 1702 kl. 8^o, eens 's Gravenh. 1730 met platen in 4^o en voor de laatste maal in 1750 te Utrecht met platen in 4^o.

De afbeelding van de Bondt is in de Alma Academiae L.B. Zijne zinspreuk was: Multa petentibus desunt multa. (Aan hen, die veel begeeren, ontbreekt veel).

Zie Orlers, Beschrijv. der Stad Leyden, bl. 369; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb., B. bl. 117; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb., D. II. bl. 39; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VII. bl. 727, 728; de Chalmot, Biogr. Woordenb., D. III. bl. 310; Biogr. Nation., Tom I. pag. III; Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hooges., D. I. bl. 70, 93, D. II. T en B bl. 83 en 84; Algem. Konst- en Letterb. voor 1849, D. I. bl. 19 en 20; Biogr. Univ., Tom III. pag. 102; Catal. van de Bibl. der Maats. van Nederl. Letterk. te Leiden, D. I. b. bl. 63.