[Henricus Bolt]
BOLT (Henricus), eerst Preceptor der Latijnsche scholen te Haarlem, daarna te Amsterdam, beoefende de Latijnsche Dichtkunst. Hij was een leerling van Burman, zoo als mede blijkt uit zijne vrijheidszucht, welke hij ten toon spreidt in zijne Verhandeling over den stervenden Cato van Utica en over Brutus, een der zaamgezworenen tegen het leven van Cecar. Men heeft van hem, hehalve een
Sylva Critica, waarin hij zich voornamelijk voornam Ausonius op te helderen.
Sylva Poëtica. Harl. 1766.
Deze gedichten zijn wel is waar in zijne jeugd opgesteld, doch gaven hoop dat de vervaardiger een goed Dichter zou worden indien hij met de jaren voortging zich te oefenen. Ook schijnt hij de Nederlandsche Lier te hebben gehanteerd.
Zie Hoenfft, Parnasus Latin. Belg., pag. 236; van Kampen, Geschied der Nederl. Lett. en Wetens., D. II. bl. 272; Hofman Peerlkamp, de Poët. Latin. Nederl., pag. 505, 506; Biogr. Woordenb. der Nederl. Dichters ten vervolge op Witsen Geysbeek.