Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Hans Bol]BOL (Hans), ook wel Jan Bol genoemd, geboren te Mechelen den 16den Decemher 1534, werd, den ouderdom van 14 jaren bereikt hebbende, bij eenen Schilder in zijne vaderstad besteld om de kunst te leeren. Hij verbleef bij dezen zijnen Meester die een groot brekebeen was, twee jaren; na verloop van welke hij zich naar Heidelberg begaf. Zich hier weder twee jaren geoefend hebbende, keerde hij naar Mechelen terug, waar hij nu zijn verblijf verkoos; voortaan op zijn eigen wieken drijvende, zonder eenig verder onderwijs van meester of voorganger te genieten, vond hij alleen door zich zelven, onderscheidene ordonnantiën van Landschappen en andere onderwerpen uit. Hij schilderde zeer bevallig en zuiver met waterverw op doek, en nam eene goede handeling, en een vaste en fikse manier, in het aanleggen en opmaken zijner werken in acht; ook waren zijne schilderstukken bij de kooplieden gewild, en werden wel betaald. Na de jammerlijke plundering van Mechelen in 1572, toen die stad door het toomeloze krijgsvolk overrompeld werd, kwam Bol beroofd en berooid te Antwerpen, en werd daar, door eenen kunstminnaar van Belle in Vlaanderen, Anthoni Couvreur genaamd, zoo wel ontvangen, en uit achting voor zijne kunst, zoo goed uitgedoscht, dat hem niets ontbrak, Gedurende zijn verblijf te Antwerpen, begon hij het schilderen op doek geheel ter zijde te zetten, omdat men zijne doeken kocht, die namaakte en voor eigen werk uitgaf, en legde zich van toen af op Landschappen en Historiestukjes in miniatuur toe, zeggende: ‘laat ze nu op den duim fluiten, en mij dit eens hadoen.’ In 1584 vertrok hij van Antwerpen, om de beroerte en bittere gevolgen van den oorlog te ontgaan, en kwam eerst te Bergen op Zoom, daarna te Dordrecht, waar hij omtrent twee jaren woonde; vervolgens begaf hij zich naar Delft, en eindelijk naar Amsterdamwaar hij onderscheidene schoone teekeningen in miniatuur vervaardigde, onder anderen die stad zelve naar het leven afgemaald | |
[pagina 796]
| |
van den IJkant met hare schepen te zien, ook van de landzijde met gezigten van eenige dorpen; in welke stukken de schepen en hunne weerschijn in het water zeer natuurlijk uitgevoerd zijn. Hiermede won hij zeer veel geld. Eene menigte prenten zijn in druk naar zijne teekeningen en vindingen uitgevoerd, ook had hij zelfs liefhebberij voor de graveerkunst, want hij heeft fraai in het koper geëtst op eene teekenachtige manier, zoo Landschappen met Boerenkermissen, als Bruiloften enz., die bij de liefhebbers in groote achting staan, onder anderen de Verzoening van Jakob en Ezau; de Twaalf Maanden en nog twee stellen elk van twaalf Landschappen. Hij stierf te Amsterdam, den 20sten November 1593. Zijn afbeeldsel is op de wijze van een grafsieraad in het koper gebragt, door Goltzius, ook gaat er nog een ander portret van hem uit, waaronder men deze vier regels leest: Pictorum sedes dedit hune Mechlinia Bollum
Arte, nitore urbes quae super at reliquas.
Rura, lacus, aquco quamvis sint ducta colore,
Non tamen haec abeunt more fluentis aquae.
Hetwelk wij aldus vertaald vinden: 't Fraai Mechlen, 't eêl verblijf der Schildren van voorlang,
Roemt dat uit zijne vest Jan Bol is voortgekomen,
Wiens water-verw ons geeft veld, stroom en watergang
Bestendiger van aard, dan de onstandvaste stroomen.
Bol heeft geene kinderen verwekt, maar is gehuwd geweest met eene weduw, die eenen voorzoon had, Frans Boels geheeten, welke bij hem onderwijs in de kunst genootGa naar voetnoot(1). Ook was de bekwame Jakob Savary, een leerling van Bol.
Zie van Mander, Leven der Schilders, D. I. bl. 322-326; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts. |
|