voldoening voor zijnen weetlust; hier genoot hij geluk en vreugde in de beschouwing van het geschapene; doch voor zooveel werkzaamheid en inspanning van geest was het zwakke ligchaam niet bestand: weldra werd hij door den dood aan zijnen werkkring ontrukt, diep betreurd door zijne reisgenooten, vrienden en alle braven, die hem kenden en beminden.
Ook is er in het voorportaal van het Kabinet voor Natuurlijke Historie te Leiden een gedenksteen met korte inscriptie te zijner eere.
Van hem hebben het licht gezien:
Eene beoordeeling van Temminck's Manuel d'ornithologie, ou tableau systématique des Oiseaux, qui se trourent en Europe, Paris 1815 in de Heidelberger Jahrbücher der Litteratur, jahr 1816 No. 25 u. 26.
Eene Verhandeling over de Anas Spectabilis van Fabricius, geplaatst in de Annalen van het Wetterauer genootschap.
Eene beoordeeling van het prachtwerk der door Spix in Brazilië nieuw ontdekte amphibiën, in de Isis 1826. D. I. bl. 118.
Eene verhandeling over eene schoone verzameling Amphibiën, door den Heer Cock Blomholf van Japan medegebragt, medegedeeld in de Bijdragen tot de Natuurkundige Wetenschappen D. II. No. 2. bl. 243.
Hij bezorgde mede de uitgave van het uitvoerig dagboek, door zijnen broeder, in het jaar 1817, op dieus reize door Noorwegen, gehouden, hoofdzakelijk aan de kennis der Ornithologie toegewijd en ten titel voerende: Tagebuch gehalten auf einer Reise durch Norwegen, im jahre 1817, von F. Boie, Schleswig 1823.
Deze weinige, maar wel doorwrochte veelbeteekenende geschriften, de zeer uitgebreide en hoogst belangrijke briefwissclingen, welke hij met de voornaamste Natuurkundigen steeds levendig hield, en niet minder de menigvuldige geleerden van allerlei oorden, welke, door den rijkdom van het Nederlandsche Museum uitgelokt, het aanhoudend kwamen bezoeken, en die hij steeds met de meeste minzaamheid begeleidde, gaven aan Boie's verdiensten eene bekendheid, waarvan hij, in meer dan één opzigt, de gevolgen ondervond. Reeds in 1821 was hem vanwege de Akademie te Heidelberg den graad van Doctor in de Wijsbegeerte, honoris causa, opgedragen, en hij verkreeg achtervolgens het Lidmaatschap van onderscherdene geleerde Maatschappijen: als van de Wetterauer-Maatschappij voor de Natuuckunde, van het Senkenbergsche Genootschap der Natuuronderzoekers te Frankfort, van dat ter Bevordering der Natuurkunde te Marburg, van het genootschap ter bevordering van Natuurkundige Wetenschappen te Groningen, van dat van Bosch en Jagtkunde te Dreiszigacker enz
Men treft zijne beeldtenis, gegraveerd door W. Nieuwhoff, aan, voor de Levensschets van Hendrik Boie en hulde aan zijne deugden en verdiensten door J.A. Susanna. Amst. 1834.
Zie, behalve dat werk, hetwelk wij hier hoofdzakelijk gevolgd zijn; Algem, Konst- en Letterbode voor 1828, D. I. bl. 33 en 34.