1787 tot Generaal Majoor benoemd; in welken rang hij, bij de aannadering van de Franschen in 1793, als Gouverneur der vesting Willemstad, zich heeft onderscheiden. Hier toonde hij, zich door voorbeeld en gedrag, onbezweken heldenmoed en standvastige dapperheid, in het verdedigen van de aan hem ter goeder ure toevertrouwde vesting, dat vertrouwen volkomen waardig, en dit zijn koen gedrag had dan ook ten gevolge dat de Franschen, na de stad gedurende 16 dagen, met gloeijende kogels en het werpen van handgranaten geteisterd te hebben, den 16 Maart het beleg opbraken. Van den Boetzelaer werd dadelijk na het opbreken van het beleg, op voorstel van den Stadhouder, tot Luitenant-Generaal van het voetvolk verheven en ter gedachtenis van zijne moedbetooning, door de Staten van Holland, met eenen gouden degen met gepaste zinnebeelden, alsmede met een pensioen van 1000 gulden, overgaande op zijne beide dochters, en ieder der hem bijgestaan hebbende Officieren, uit bijeengebragte gelden door de Natie, met eenen rotting met gouden knop beschonken. Ook was hij van 1759 af door achtendertigjarige telkens hernieuwde keuze en aanvaarding van dien eerepost, tot in 1797, Nationaal Grootmeester der Vrijmetselaars, en in 1779 beschreven in de Ridderschap van Bolland. Hij overleed te IJsselstein, den 21sten September 1803, bij zijne echtgenoote, Josina Anna Petronella van Aerssen van Voshol, die den 3den September 1797 te IJsselstein overleed, twee dochters nalatende, Wilhelmina Baronesse van den Boetzelaer, geboren den 21sten October 1773 eerst hofdame, in Februarij 1802 getrouwd met Reynhard Jan van der Meulen, Predikant te Hoorn, daarna te Haarlem, en Louise Albertina Baronesse van den Boetzelaer, gehuwd met Mr. Theodore Lambert Prins en overleden te Rotterdam den 7den Maart 1845. Het Silhouette van
Karel Baron van den Boetzelaer komt voor op den titel van de Belegering en Verdediging van de Willemstad in Maart 1793 door P. van Oldenborgh. Dord en Amst. 1793.
Zie, behalve dat werk, Beekman, Beschr. van Asperen, bl. 265; Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, D. XXV, bl. 451, 468; C. van der Aa, Geschied. van den Oorl. 1793-1802. D. I. bl. 376-384; van Kampen, Geschied. der Nederl. D. II. bl. 392; Bilderdijk Geschied. des Vaderl. D. III. bl. 311. D. XII. bl. 99. uit familiepapieren en partikuliere berigten aangevuld.