vele Staats-Commissn beroemd, inzonderheid in die naar Zeeland in 1722, om de Staten terug te brengen van hun oogmerk, om Willem IV van het Stadhouderschap in dat gewest te verzekeren, later is hij, op voorstel van van Slingeland, op 2 October 1727, in die der Geldmiddelen benoemd. Deze Commissie bragt de belangrijke memorie in de wereld, die in het tweede deel van het zoo keurig bewerkte rapport van Goldberg c.s. van December 1797 is uitgegeven. Hij stierf den 4den Dece-mber 1736, betreurd om zijne uitmuntende goede zedelijke hoedanigheden.
Bij zijne echtgenoote Magdalena Elizabeth de Jonge, dochter van Nicolaas de Jonge, Heer van Ellemeet, Schipluyden en Hodenpyl en Ontvanger Generaal van de Unie, had hij drie zonen en vier dochters verwekt. Zijne zonen waren Jacob Filips Baron van den Boetzelaer, die volgt, Karel, Baron van den Boetzelaer, Luitenant Kolonel en Kapitein bij de Hollandsche Gardes te voet, die den 11den Mei 1745, in den slag bij Fontenoy sneuvelde, en Nicolaas Baron van den Boetzelaer, Heer van Dubbeldam, Raad en Meester-Generaal van de Munt, en Burgemeetser van Leiden.
Zie van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb, bl. 289; Beekman, Besch. van Asperen. bl. 279-282; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XVIII. bl. 244. D. XIX. bl. 224; Bijv. en Aanm. op Wagenaar, D. XVIII. bl. 117-119; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 119, 120. D. II. bl. 568; van Kampen, Vaderl. Karakt., D. II. bl. 495, uit partikuliere berigten aangevuld.