Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 746]
| |
Agnes de Bailleul, geboren in 1566, vermeerderd de luister van zijne geboorte door eigene deugden. Hij trok in zijne jeugd te veld, onder Prins Maurits van Nassau en werd den 14den October 1612 door Keizer Matthias, met zijne beide broeders, Werner Adolf van den Boetzelaer en Gideon van den Boetzelaer, tot vrije Baronnen van het Heilige Roomsche Rijk verheven. In 1613 beschreven in de Ridderschap, bleef hij lange tijd Voorzitter van Gecommitteerde Raden, en verwierf veel lof door binnenlandsch bestuur. Hij werd in de vermaarde zending naar Utrecht, door de Staten van Holland gebruikt en ondernam in 1618, met Jan van Beijeren Heer van Schagen, om Oldenbarneveld te doen ontslaan. Doorgedrongen tot aan de kamer, waar de Advokaat zat, begeerden zij, dat men hem los liet. Het gerucht, hetwelk dit maakte, deed den Prins uitkomen en bevelen dat men de Edellieden het geweer afnam; hen voorts, bewarende, tot dat men hierop het goedvinden der Algemeene Staten verstaan zou hebben. Tegelijk verklaarde hij, dat men hen, zijns bedunkens, met eene bestraffing onder handtasting, zou mogen ontslaan, gelijk geschiedde. Boetzelaer was een man van groote geleerdheid, wijsheid en ervarenis, zoowel in zaken van Oorlog als van Staat; en beoefende mede de Fransche en Nederduitsche Poëzij. Van hem zag het licht: Meditations Christiennes sur trois Pseaumes, du Prophète, David, composées en rime Françoise, à la Haye. 1622. 8o. Eerste week der Scheppinge des Waerelds, gedaan in 't François, bij G. de Saluste, Heere van Bartas, vertaald door R.W. van den Boetzelaer, gedrukt in den Haag 1622. 4o. Hij stierf den 1sten October 1632, en was gehuwd eerst aan Amelia, dochter van den beroemden Philips van Marnix, Heer van St. Aldegonde, doch, deze overleden zijnde, verbond hij zich in 1605 aan Anna van Hornes, dochter van den Heer van Boxmeer die nog in het zelfde jaar, vóór het voltrekken van hun huwelijk, overleed. Vervolgens trouwde hij met Maria van Zuylen, weduwe van Jan van Huchtenbroek. Hij verwekte bij de eerste twee zoons en eene dochter, van welke zijn oudste zoon Rutger, Baron van den Boetzelaer, als jongeling van groote verwachting overleed, na in 1618, te Leiden, eene Redevoering: Over het nut der Eendracht (de Bona Concordiae), te hebben laten drukken, voor welker opdragt aan de Staten, hij, naar de gewoonte dier tijden, met 150 gulden beschonken werd.
Zie Gouthoeven, Chronycke van Holl., bl. 156; van Leeuwen, Bat. Ill., bl. 875; van Hoogstraten en Brouëris van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; die hem allen abusivelijk alleen Wessel noemzn; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb.; Beekman, Beschr. van Asperen, bl. 255-259; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VI. bl. 226 en 259; Kok, Vaderl. Woordenb. |
|