[Damas van Blyenburg]
BLYENBURG (Damas van), een broeder van den voorgaande, geboren te Dordrecht, in 1558, volgde zijn vader op in de bediening van Waradijn der Munt; vervolgens werd hij eerste Raad van den Onderkoning van Virginie, en huwde met Maria van der Aa, Vrouwe van Hofwegen, welke vóór hem stierf, zonder eenig kroost na te laten. Dit verlies trof hem zoo gevoelig, dat hij besloot ten einde zijne zielemart te leenigen, een reisje door Duitschland en andere gewesten te doen. In 1616 begaf hij zich op weg, en trok eerst naar Bohemen, daar hij naar alle waarschijnlijkheid is gestorven, ofschoon zijne familie er nimmer met zekerheid herigt van heeft ontvangen. Blyenburg was wel geoefend in de Wetenschappen, ongemeen bedreven in de Fraaije Letteren, inzonderheid in de Latijnsche Dichtkunde. Daar is van hem in druk:
Cento Ethicus, ex variis Poëtis contextus. Lugdb. 1592. 12o.
Veneres Blyenburgicae; sive Amorum hortus, in quinque areolas distinctus et fragrantissimis CXLVIII celeberrimorum. Poëtarum flosculis refertus, opera Damasi Blyenburgii H.F. Batavi. Dordr. 1600. 12o., onder den titel van Apecula Batava. Amst. 1613.
Epitome operum B. Fulgentii in XXX capita distributa. Amst. 1612. 12o.