[Willem van Blyenberg Laurensz.]
BLYENBERG Laurensz. (Willem van), geboren te Dordrecht in de eerste helft der zeventiende eeuw, werd in 1674, 1675, 1676 en 1677 tot een der Goede luiden van achten in zijne geboortestad gekozen. In 1673 was hij Veertig, in 1676 nog Oudemannen-en-vrouwen-meester en Vader der broodzusters, en is mede Thesaurier der stad Dordrecht geweest. Hij zond in het licht:
De kennisse Gods, Leid. 1671. Amst. 1700.
De waarheit van den Christelijken Godsdienst, Leid. 1674. 4o.
Over de wezentlijkheid Godts in wederlegging van de zedekunst van B. Spïnoza, Dord. 1682. 4o.
Bovendien schreef hij met Willem Deurhoff:
Over de werkingen der Geesten, Amst. 1718. 4o.
Hij beoefende mede de Nederduitsche dichtkunst, doch zijne verzen zijn niet in eenen bundel bijeenverzameld, maar men treft die in het Belgium Gloriosum van Lydius en voor de werken zijner tijdgenooten aan. Ook schijnt hij de hand gehad te hebben aan het dramatisch dichtstuk, Dierijk en Dorothé of de Verlossing van Dordrecht van Samuel van Hoogstraten.