Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk

[Valentijn Jan Blondeel]

BLONDEEL (Valentijn Jan) werd, na te Utrecht zich in de regten te hebben geoefend, in April 1745 tot Meester in die wetenschap bevorderd. Door den Utrechtschen Boekverkooper Hermanus Besseling verzocht zijnde, om het eerste blad van de Beschrijving der stad Utrecht van eenen hem onbekenden en reeds overleden schrijver na te zien, vond hij daarin zoo

vele feilen, dat hij besloot het geheele werk na te zien en daar, waar hij zulks noodig oordeelde, te veranderen en om te werken, waarna hij het in het licht zond, onder den titel:

Beschrijving der stad Utrecht, behelzende derzelver Ophomst, en voornaamste Lotgevallen, Mitsgaders de opvolging der Bisschoppen tot het einde der twaalfde Eeuw. Benevens eene Verhandeling over de vijf Collegiale kerken, voornamelijk die van S. Martin en S. Salovator. Uitgegeven door Mr. Valentijn Jan Blondeel, Utr. 1757. 8^o. met pl.

Zie de voorrede van dat werk, bl. XI-L; van Abkoude en Arrenberg, Naamr. van Nederd. Boeken.