[Hendrik Bloemaart]
BLOEMAART (Hendrik), de oudste zoon van den voorgaande, mede een schilder, had zijn vader tot onderwijzer in de kunst, doch weinig van zijnen geest en minzamen aard overgeërft, ook geene bekwaamheid om met de wereld te kunnen verkeeren, waarom Sandrart, niet onaardig van hem zegt: ‘Hij heeft zijn gelukskogel niet vernuftig genoeg weten voort te schieten, en dus is het afzetsel van die schoone bloem verstikt.’ In 1664 was hij nog een der Overlieden van het St. Lucas-gild te Utrecht en hij verrijkte het St. Jacobs-Gasthuis buiten die stad, met eene fraaije schilderij, voorstellende Jobs gebed en dankoffer na het eindige zijner ellende.
Ook beoefende hij de Nederlandsche dichtkunst en zond in het licht: eene vertaling van den beroemden Pastor Fido van Guarini, onder den titel:
De getrouwen herder, herdersch blij- eyndende treursp. van Gio Bapt. Guarini, op nieuws uyt het Italiaansch vertaatt en gerymt, Utr. 1650 kl. 8o.
Hannibal den manhaften Veld-Overste, triumferende in de stadt Capua, uit het Italiaansch vertaalt en gerymt, Utr. 1670 kl. 8o.
Zie van Mander, Leven der Schilders, D. II. bl. 197 en 198 in de noot; Houbraken, Schoub. der Schild. en Sohilder. D. I. bl. 44 en 45; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; van Eynden en van der Willigen, Geschied. der Vaderl. Schild. D. I. bl. 370; Witsen Geysbeek, Woordenb. der Nederd. Dichters; Immerzeel, Levens en werken der Kunsts.; Biogr. Univ.; Catalogus van de Bibl. der Nederl. Letterk. D. I. b. bl. 62.