[Willem Bibaut]
BIBAUT (Willem), kwam omtrent het jaar 1484 te Thielt, in Vlaanderen, ter wereld. Zijne ouders die rijk bemiddeld waren, zonden hem, zoodra hij negen jaren had bereikt naar Leuven om te studeren. Doordien hij een verwonderlijk goed geheugen en een doordringend verstand had, maakte hij groote vorderingen; begaf zich nog zeer jong zijnde naar Gent, en werd bij een aanzienlijk Heer geplaatst, wiens kinderen hij onderwees, terwijl hij door zijn bezadigd gedrag en vlijt diens achting verwierf. Hij had een schoon vooruitzigt, om door de gunst van zijnen voorstander fortuin te maken, toen een ongeval hem aan alle die vrolijke verwachtingen deed vaarwel zeggen. Op zekeren dag namelijk, dat hij bezig was om onderwijs te geven, sloeg de bliksem in het vertrek, alwaar hij zich bevond, verwondde eenige kinderen en verschrikte hem dermate, dat hij de gelofte deed Karthuizer Monnik te zullen worden, indien het Opperwezen zijn leven spaarde Bibaut, het gevaar outkomen zijnde, volbragt zijne belofte in een Karthuizer-klooster bij Gent, vervolgens werd hij uit aanmerking van zijne verdiensten en bekwaamheid Prior in het klooster te Geertruidenberg, en vervolgens in 1521 tot Generaal van zijn Orde aangesteld; welke belangrijke bediening hij omtrent dertien jaren had waargenomen, toen hij den 14den April 1535 overleed.
Bibaut heeft in druk gegeven:
Sermones et Orationes capitulares ad Tiratres, de Vitae spiritualis profectu Erf. 1539, van hetwelke nog onderscheidene andere drukken zijn, waarvan de beste is die van Antwerpen, bij Jac. Meursius, 1564 in 4o.
Ook heeft men van hem, mede in het Latijn, eenige Epigrammata en andere verzen.
Zie Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Hermans, Conspect. Onom. Liter. pag. 4 et 5.