duitsche vertaling verscheen, welk werkje door Beverwijck werd uitgegeven, om eene galanterie te bewijzen aan de geleerde Anna Maria van Schurman, die onderscheidene brieven aan hem heeft geschreven.
Van de Blauw-Schuyt. Dordr. 1642. in 12o.
Introductio ad Medicinam indigenam, sive de Ἀυταϱϰεια singularium regionum. Lugdb. 1644. et 1663. in 12o. In het Nederduitsch:
Inleydinge tot de Hollandse Geneesmiddelen, ofte kort bericht dat elck landt ghenoegh heeft tot onderhoudt van het leven ende de gesontheydt der Inwoonders. in 12o.
Chirurgia, cum continuatione. Dord. 1650.
Heelkonst om uitwendig Gebreeken te Geneesen. Dordr. 1651. 8o.
Schat der Gesondheydt en Ongesondheydt, ofte Geneeskonste van de Siekten, verciert met historiën, ende kopere platen als ook met verssen van den Heere Jacob Cats, Ridder Raedtpensionaris in Hollandt. Amst. 1660. in 4o.
Epistolicae Quaestiones, cum Doctorum responsis. Rott. 1644 te 1665. in 8o.
Bovendien bestaat er van hem nog eene vertaling van de
Batrachomyomachia van Homerus of strijdt tusschen de Muizen en Kikvorschen, toegepast op de Nederlandsche Oorlogenen.
De Lof der Gichte, uit het Lat. van H. Cardanus.
Ook zijn alle de Nederduitsche Medicinale werken van onzen schrijver, bijeen gedrukt, onder den titel van:
Alle de Werken, zo in de Medicyne, als Chirurgie van de Heer Joan van Beverwijck, Out Schepen der stadt Dordrecht. Amst. 1656 folio met pl. Amst. 1672 4o. met pl. en Amst. 1680. 4o. met pl.
Zijn wapen was een veld van azuur, met 3 zeekrabben van goud, geplaatst twee en een. Men vindt zijne afbeelding voor sommige uitgaven van zijnen Schat der Gezondheydt en Ongezondheydt.
Zie Balen, Beschr. van Dordr., bl. 983; Pars, Naamr. van de Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 158, 159 en 305; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb.; Hoeufft, Parnasus Latino-Belg., pag. 151 et 152; Hofman Peerlkamp, de Poët. Latin. Nederl., pag. 339; van Kampen, Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens., D. III. bl. 66 en 67; Gollot d'Escury, Hollands Roem, D. IV. St. I. A. bl. 323-333, Biogr. Nation.; de Wind, Bibl. der Nederl. Geschieds., D. I. bl. 488 en 489; Biogr. Univers.; Meyer, Convers. Lexio.; Smit en Schotel, Beschr. der stad Dordr. D. I. bl. LXVII-LXX; Aanhangs. op Witsen Geysbeek Woordenb. der Nederl. Dicht.; Boon, Over de Ontleedk. van den Mensch, bl. 25 en 26.