[Petrus Adrianus Bergsma]
BERGSMA (Petrus Adrianus), geboren den 15den April 1743, was de zoon van Willem Bergsma en Remelia Schik en een broeders zoon van den voorgaande. In 1780 Secretaris van Dantumadeel geworden zijnde, werd hij den 5den October 1782 tot Grietman aangesteld en bekleedde, van dat jaar tot in 1795, de commissiën, welke in dien tijd op de Grietenijen vielen, zoo als Lid van Gedeputeerde Staten, van de Admiraliteit enz. Ook was hij Ontvanger-Generaal van Dantumadeel en Dijkgraaf van Oost-Dongeradeel. In 1785 was hij een der elf volmagten, die zich ten sterkste verzetteden tegen het Staatsbesluit om de verkiezing van de Magistraten aan den Stadhouder te laten, zijnde alstoen het groote verschil tusschen de Staten en de burgerij van Leeuwarden. Na 1795 is hij geweest eerst Baljuw van Dantumadeel en Kollumerland, en later lid van het Departementaal bestuur van Friesland. Hij was de eerste, die de invoering van den tabaksbouw in Friesland beproefde de chicoreibouw aldaar vestigde; en eene daartoe benoodigde fabrijk liet oprigten. Hij overleed te Dokkum den 14 October 1824. Bij zijne vrouw Dodonea Jacoba Dooitsema had hij zeven kinderen, van welke hij zijn overlijden nog drie in leven waren.
Zie Vaderlandsche Historie ten vervolge op Wagenaar, D. XIII. bl. 107, waar hij abusivelijk F.A. Bergsma genoemd wordt; Baerdt van Sminia, Nieuwe Naaml. der Grietm. bl. 127, aangevuld uit de familiepapieren.