In dat zelfde jaar tot tweede Kapitein bij de zelfde kompagnie aangesteld, was hij Kommandant der Pontonniers, van 1806-1808, bij het leger in Duitschland, waar hij in 1806 met zeer veel beleid de schipbrug, bij Hamelen, over de Wezer legde, en die, daarna afgebroken, liet afzakken naar Nienburg, om daar weder als brug te worden gebruikt. Bij het doen eener rivierverkenning in de nabijheid van Oldendorf, was hij aan groot levensgevaar blootgesteld, door het onophoudelijk karabijn- en geweervuur van Pruissische kavallerie en infanterie. In de volgende jaren maakte hij zich verdienstelijk door het vervaardigen van eene schipbrug bij Artlenburg over de Elve, welke, ofschoon uit 46 schepen bestaande, in 2½ dag over dien breeden stroom geslagen werd, en van de bruggen over de Pene; terwijl hij, onder het oog van den vijand, eene vaste brug over deze laatste rivier vernietigde, en die op eene andere plaats weder legde. In 1809 als Kommandant van het Pontonnier-departement de veldtogt in Zeeland bijwonende, legde hij, onder de ongunstigste omstandigheden, bij het laagste watergetij, momentanele bruggen over de Ooster-schelde, ten einde er de Infanterie te doen overtrekken, bij welke werkzaamheid Benthien, door zijnen dienstijver, om den arbeid in persoon te besturen, twee malen op het punt was om in het zeeslib te smoren. Met het geheele Hollandsche leger in 1811 bij het Fransche ingedeeld, had hij in 1812 het bevel over eene kompagnie Hollandsche Pontonniers, meestal kloeke schippersgasten, en was daarmede ingedeeld bij het eerste bataillon Fransche Pontonniers, hetwelk tot het tweede legerkorps behoorde. Deze kompagnie, zijnde de elfde van het genoemde bataillon, nam, met de zevende van dat bataillon, onder bevel van den Kapitein Busch, gedurende den Russischen veldtogt meestal gezamenlijk den bruggenarbeid tot overtogt der rivieren van gezegd legercorps waar. Reeds gedurende den opmarsch van het Fransche
leger, bij den bruggenarbeid over den Weichsel, de Niemen en de Duna, waren zij zoo nuttig voor het leger geweest, dat Benthien te Moskou door Napoleon tot Ridder van het Legioen van Eer werd benoemd. Nog grooter echter waren de diensten welke beide kompagniën, bij den terugtogt uit Rusland, aan het Fransche leger bewezen. Zoo wisten zij, door in tijds vlotbruggen over de Duna te slaan, het Fransche leger, den 19 October 1813, bij Polotsk eenen goeden aftogt te bezorgen, en door het plotseling afbreken daarvan, den vijand den overtogt te beletten. Niet minder verdienstelijk maakten onze Pontonniers zich door het slaan van eene schraagbrug over de Ula, waarover een gedeelte van het leger, den 31 October, den vijand kon ontsnappen. Maar eene onverwelkelijke roem hebben de Pontonnier-Kapiteins Benthien en Busch zich verworven door het volle aandeel, dat zij hadden aan het leggen van de eerste brug over de Beresina bij Studzianka. Zij toch waren de eersten, die met hunne onderhoorigheden handen aan het werk sloegen door het vervaardigen van