[Johannes van der Bent]
BENT (Johannes van der), geboren te Amsterdam omtrent het jaar 1650, was een leerling van Philip Wouwerman en van Adriaan van den Velde, welke laatste hij vooral, en niet zonder verdiensten, volgde in het schilderen van landschappen met runderen, schapen en ezels, die de kenners geenszins beneden hunne opmerkzaamheid keuren. Hij bleef ongehuwd, en woonde bij vreemde lieden in, waar hij eene vrije kamer had. Op zekeren tijd had hij omtrent 4000 gulden, vermoedelijk zijn geheel vermogen, op zijn kamer liggen, wel gesloten in eene kist; deze aanzienlijke som werd hem ontvreemd, terwijl hij eenige dagen van huis was; dit verlies trof hem geweldig, en zoo veel te meer, doordien hij niemand met dien diefstal durfde beschuldigen, en ofschoon hij groot vermoeden op zijnen huiswaard had, mangelde het hem echter aan bewijs; zoodat hij in de droevige noodzakelijkheid was, het verlies met geduld te dragen, en zijn leed te verkroppen. Kort hierna werd hij mistroostig, verviel in eene teeringziekte, en, na eenige tijd gekwijnd te hebben, stierf hij in het jaar 1690.
Zie Houbraken, Schoub. der Nederd. Schild., D. III. bl. 288 en 289; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groo, Algem. Hist. Woordenb.; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmott Biogr. Woordenb.; Biogr. Nation.; Biogr. Univers.; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts.