[Jan Benning Jansz.]
BENNING Jansz. (Jan), in 1496 Schout van Amsterdam geworden, bragt in 1504 te weeg, dat de Gelderschen, die in een scheepsstrijd door de Hollanders gevangen genomen waren, en daar men het erg mede voor had, genoegzaam allen op vrije voeten werden gesteld, alvorens moesten zij evenwel den gewoonlijken eed afleggen, waarbij zij zich verbonden, om het ontvangen leed op niemand der Hollanders te zullen wreken; sommigen betaalden eenig losgeld; onder anderen verpandde een Priester, die zich onder de Gelderschen had bevonden, om zich vrij te koopen, de altaarkelk voor 50 goudguldens.
Benning was getrouwd met eene rijke boerendochter van Diemen, met name Imme, die, volgens sommigen, de stichtster zou geweest zijn van het Klarissen klooster te Amsterdam.
Zie Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.