[Wouter van Heemskerk van Bekesteyn]
BEKESTEYN (Wouter van Heemskerk van), ook wel enkel Wouter van Bekesteyn geheeten, een zoon van Dirk van Heemskerk van Bekesteyn en van Margaretha van Assendelft, geboren op het laatst der vijstiende eeuw, werd in 1536 door Keizer Karel V tot Schout van Haarlem, en in 1541 tot Hooglleemraad van Rijnland aangesteld. In 1567 werd hij, op eene aanschrijving van de Vrouwe Regentesse der Nederlanden, gedagvaard voor Commissarissen van den Hove, om te verklaren ‘wat affectie ende genegenheid hij tot den dienst van den Koning had: ende of hij gezind was het met Zijne Majesteit te houden, en denzelven tegens een ieder te dienen, en hetgeen hem wegens Zijne Majesteit zal worden bevolen te gehooren, alles ingevolge de verpligting van zijne Leenen en van den Eed, alsmede om te renuncieren van alle Verbonden, Confederatiën en Obligatiën ter contrarie.’ Aldaar verschenen zijnde, legde hij den van hem gevorderden eed af, en schijnt later 's Konings zijde te hebben gehouden.
Hij overleed in 1571; was eerst gehuwd, in 1514, met Elisabeth van Scherpenzeel, die in 1534 overleed, daarna, in 1543, met Adriana van Wijngaerden, en liet eenen zoon na, genaamd Dirk van Heemskerk van Bekesteyn.
Zie Gouthoeven. d'Oude Chronycke, D. I. bl. 181; van Leeuwen, Batavia Illustrata, bl. 858; Kok, Vaderl. Woordenb; M. d' Yvoy van Mijdrecht en G.J. Beeldsnijder van Voshol, Verbond der Edelen, bl. 77.